afwikkelen
Uiterlijk
- Geluid: afwikkelen (hulp, bestand)
- af·wik·ke·len
- samenstelling van af bw en wikkelen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afwikkelen |
wikkelde af |
afgewikkeld |
zwak -d | volledig |
afwikkelen
- overgankelijk een opgewikkelde draad of kabel van de spil verwijderen door deze te draaien
- Hij had de draad te ver ineens afgewikkeld en deze raakte daardoor hopeloos verward in een grote knoop.
- overgankelijk een bepaalde zaak geheel afhandelen
- Die boedelscheiding moet eerst nog afgewikkeld worden.
- ▸ Als hij het goed speelde, was de zaak definitief afgewikkeld en iedereen blij.[1]
- ▸ En nu de politieke kwestie van de dag was afgewikkeld, gingen de vriendinnen met nog meer geestdrift over op de vraag of Christa bij de laatste saIon voor de zomeronderbreking moest proberen haar verwondingen te verbergen of juist niet.[2]
- [1] afrollen, losschroeven, ontrollen, opendraaien, openschroeven, uitrollen
- [2] afdoen, afhandelen, liquideren, opheffen, solveren
2. een bepaalde zaak geheel afhandelen
- Het woord afwikkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afwikkelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %