liquideren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·qui·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
liquideren
liquideerde
geliquideerd
zwak -d volledig

Werkwoord

liquideren

  1. overgankelijk afwikkelen, verrekenen
  2. overgankelijk opheffen
  3. overgankelijk uitroeien, uit de weg ruimen, vermoorden
     Jamaloodin en Dos Santos werden genoemd door een groot aantal getuigen in de zaak tegen Burney 'Nini' Fonseca, de man die de schakel vormde tussen opdrachtgevers en uitvoerders van de moord. Het Openbaar Ministerie liet in de zaak-Fonseca in het midden of Dos Santos financierder was of opdrachtgever om Wiels te liquideren.[4]
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen