nemen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ne·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘grijpen, gebruiken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: nemen
Oudnederlands: neman
Germaans: *nemanan
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: nim, numb (Angelsaksisch: niman), Duits: nehmen, (Oudhoogduits: neman), Fries: nimme (Oudfries: nema)
Noord: Deens: nemme, (Oudnoords: nema), IJslands/Faeröers: nema
Oost: Gotisch: niman
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nemen
/'nemə(n)/
nam
/nɑm/
genomen
/ɣə'nomə(n)/
klasse 4 volledig

Werkwoord

nemen [2]

  1. (palindroom) overgankelijk iets vastpakken met de handen
    • Wij nemen de de dozen uit de kast en zetten ze op tafel. 
  2. (militair) veroveren
    • Maar hij wantrouwde hem in de allereerste plaats. Omdat Pradelle van aanvallen hield. Stormenderhand nemen, bestormen, veroveren, hij deed niets liever. [3] 
  3. gebruikmaken van
     De perrons zijn verlaten, in de hal zitten de reizigers op gepaste afstand van elkaar op de wachtbanken, die anders vol zijn. Deze hele week is het al rustiger dan normaal, maar deze vrijdag is het echt opvallend stil, zegt een NS-medewerker. Toch nemen ook nog aanzienlijk wat mensen wél de trein.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Gaan wonen in
• Ik ga daar binnenkort mijn intrek nemen. 
  • Een loopje met iemand nemen
Zich weinig van iemand anders aantrekken (die bijv. wel de leiding heeft)
  • Ergens de tijd voor nemen
Ergens tijd voor uittrekken
  1.  Wij vonden 25 kilometer per dag al prima, terwijl jullie nu ruim 40 kilometer per dag doorjakkeren. Neem toch de tijd, zoiets maak je maar een keer in je leven mee. Het heeft me nooit losgelaten na al die jaren.’[5]
  • Geen blad voor de mond nemen
Precies zeggen hoe men over iets denkt
  • Het ervan/Het er goed van nemen
Ergens flink van genieten of profiteren
  • Het heft in eigen hand(en) nemen
De leiding nemen
  • Het recht in eigen hand(en) nemen
Zelf over iets beslissen (terwijl men daarvoor eigenlijk niet in de aangewezen positie is), bijv. of een ander ergens voor gestraft moet worden
  • Iemand in de arm nemen
Iemand de hulp vragen om te ondersteunen
  • Iemand in de maling nemen
Iemand voor de gek houden
  • Iemand in het ootje nemen
Met iemand een grap uithalen of voor de gek houden
  • Iemand/Iets onder handen nemen
Iemand of iets flink/doortastend aanpakken
  • Iemand onder zijn vleugels nemen
Iemand beschermen of verzorgen
  • Iemand op de hak nemen
Iemand ervan tussen nemen of over iemand praten in uiting van spot
  • Iemand op sleeptouw nemenOmdat iemand het alleen niet lukt diegene helpen ofwel: iemand steeds maar dingen beloven zonder die na te komen ofwel: iemand gebruiken voor eigen belang zonder dat die het doorheeft
  • Iemand te grazen nemen
Iemand een gemene streek leveren, op gemene manier er tussen nemen
  • Iets met een korreltje zout nemen
Iets beschouwen als overdreven
  • Iets niet nemen
Iets niet over zijn kant laten gaan, iets niet accepteren
• Ik neem het niet om zo genoemd te worden. 
  • Iets of iemand op de korrel nemen
Kritiek op iets of iemand hebben
  • Iets onder de loep nemen
Iets nauwkeurig onderzoeken
  • Op de koop toe nemen
Een onbedoeld gevolg accepteren
  • Poolshoogte nemen
(Eerst) kijken hoe de situatie is
  • Te veel hooi op de vork nemen
Meer willen doen dan je aankan, te veel werk op zich nemen, de hoeveelheid werk niet aankunnen
  • Zijn draai nemen
Van mening veranderen
  • Afstand nemen
Minder betrokken zijn
•  Net als de mogelijkheid om tijdelijk afstand te nemen van de constante druk in Amsterdam en even helemaal te doen waar ik zelf zin in had. [6] 
Spreekwoorden
  • Als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand
Als je iemand een keer een beetje helpt, wil diegene daarna altijd je hulp en/of vraagt diegene steeds meer van je
  • De zee geeft, de zee neemt
De zee is gevaarlijk
  • Gedane zaken nemen geen keer
Iets wat eenmaal gebeurd is, kan je niet meer ongedaan maken
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen

  1. "nemen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Lemaitre, Pierre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
  4. Bronlink Weblink bron
    Charlotte Huisman
    “Wie neemt er nog de trein op een stil Utrecht Centraal?” (13 maart 2020), de Volkskrant
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  6. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  7. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be