toenemen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
toenemen toenemend
toename toegenomen
Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·ne·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toenemen
/'tu.ne.mə(n)/
nam toe
/nɑm 'tu/
toegenomen
/'tu.ɣə.no.mə(n)/
klasse 4 volledig

Werkwoord

toenemen

  1. ergatief groter worden in getal of maat
    • De bevolking van de aarde is flink toegenomen. 
Vertalingen



Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be