zegevieren/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van zegevieren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | zegevieren | te zegevieren | ||||||
toekomend | zullen zegevieren | te zullen zegevieren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gezegevierd | te hebben gezegevierd | ||||||
toekomend | gezegevierd zullen hebben | gezegevierd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
zegevierend | gezegevierd | ev. zegevier |
mv. verouderd zegeviert |
zegeviere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | zegevier | zegeviert | zegeviert | zegeviert | zegeviert | zegevieren | zegevieren | zegevieren | |
verleden (o.v.t.) | zegevierde | zegevierde | zegevierde | zegevierde | zegevierde | zegevierden | zegevierden | zegevierden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal zegevieren | zult/zal zegevieren | zult/zal zegevieren | zult zegevieren | zal zegevieren | zullen zegevieren | zullen zegevieren | zullen zegevieren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou zegevieren | zou zegevieren | zou(dt) zegevieren | zoudt zegevieren | zou zegevieren | zouden zegevieren | zouden zegevieren | zouden zegevieren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gezegevierd | hebt gezegevierd | hebt/heeft gezegevierd | hebt gezegevierd | heeft gezegevierd | hebben gezegevierd | hebben gezegevierd | hebben gezegevierd | |
verleden (v.v.t.) | had gezegevierd | had gezegevierd | had gezegevierd | hadt gezegevierd | had gezegevierd | hadden gezegevierd | hadden gezegevierd | hadden gezegevierd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gezegevierd hebben | zal/zult gezegevierd hebben | zult/zal gezegevierd hebben | zult gezegevierd hebben | zal gezegevierd hebben | zullen gezegevierd hebben | zullen gezegevierd hebben | zullen gezegevierd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gezegevierd hebben | zou gezegevierd hebben | zou/zoudt gezegevierd hebben | zoudt gezegevierd hebben | zou gezegevierd hebben | zouden gezegevierd hebben | zouden gezegevierd hebben | zouden gezegevierd hebben |