zegeviert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·ge·viert

Werkwoord

vervoeging van
zegevieren

zegeviert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegevieren
    • Jij zegeviert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegevieren
    • Hij zegeviert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zegevieren
    • Zegeviert!