zegeviert
Uiterlijk
- ze·ge·viert
vervoeging van |
---|
zegevieren |
zegeviert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegevieren
- Jij zegeviert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegevieren
- Hij zegeviert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zegevieren
- Zegeviert!