Naar inhoud springen

verkoper

Uit WikiWoordenboek
  • ver·ko·per
enkelvoud meervoud
naamwoord verkoper verkopers
verkleinwoord verkopertje verkopertjes

de verkoperm

  1. (beroep) iemand die goederen of diensten verkoopt
    • Hij werkt als verkoper in die winkel. 
vervoeging van
verkoperen

verkoper

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkoperen
    • Ik verkoper. 
  2. gebiedende wijs van verkoperen
    • Verkoper! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkoperen
    • Verkoper je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]