thuisbrengen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van thuisbrengen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | thuisbrengen | thuis te brengen | ||||||||
toekomend | zullen thuisbrengen thuis zullen brengen |
te zullen thuisbrengen thuis te zullen brengen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben thuisgebracht | te hebben thuisgebracht | ||||||||
toekomend | thuisgebracht zullen hebben | thuisgebracht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
thuisbrengend | thuisgebracht | ev. breng thuis |
mv. verouderd brengt thuis |
brenge thuis (bijzin) thuisbrenge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | breng thuis | brengt thuis | brengt thuis | brengt thuis | brengt thuis | brengen thuis | brengen thuis | brengen thuis | |||
verleden (o.v.t.) | bracht thuis | bracht thuis | bracht thuis | bracht thuis | bracht thuis | brachten thuis | brachten thuis | brachten thuis | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal thuisbrengen | zult/zal thuisbrengen | zult/zal thuisbrengen | zult thuisbrengen | zal thuisbrengen | zullen thuisbrengen | zullen thuisbrengen | zullen thuisbrengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou thuisbrengen | zou thuisbrengen | zou(dt) thuisbrengen | zoudt thuisbrengen | zou thuisbrengen | zouden thuisbrengen | zouden thuisbrengen | zouden thuisbrengen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | thuisbreng | thuisbrengt | thuisbrengt | thuisbrengt | thuisbrengt | thuisbrengen | thuisbrengen | thuisbrengen | |||
verleden (o.v.t.) | thuisbracht | thuisbracht | thuisbracht | thuisbracht | thuisbracht | thuisbrachten | thuisbrachten | thuisbrachten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal thuisbrengen thuis zal brengen |
zult/zal thuisbrengen thuis zult/zal brengen |
zult/zal thuisbrengen thuis zult/zal brengen |
zult thuisbrengen thuis zult brengen |
zal thuisbrengen thuis zal brengen |
zullen thuisbrengen thuis zullen brengen |
zullen thuisbrengen thuis zullen brengen |
zullen thuisbrengen thuis zullen brengen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou thuisbrengen thuis zou brengen |
zou thuisbrengen thuis zou brengen |
zou(dt) thuisbrengen thuis zou(dt) brengen |
zoudt thuisbrengen thuis zoudt brengen |
zou thuisbrengen thuis zou brengen |
zouden thuisbrengen thuis zouden brengen |
zouden thuisbrengen thuis zouden brengen |
zouden thuisbrengen thuis zouden brengen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb thuisgebracht | hebt thuisgebracht | hebt/heeft thuisgebracht | hebt thuisgebracht | heeft thuisgebracht | hebben thuisgebracht | hebben thuisgebracht | hebben thuisgebracht | |||
verleden (v.v.t.) | had thuisgebracht | had thuisgebracht | had thuisgebracht | hadt thuisgebracht | had thuisgebracht | hadden thuisgebracht | hadden thuisgebracht | hadden thuisgebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal thuisgebracht hebben | zal/zult thuisgebracht hebben | zult/zal thuisgebracht hebben | zult thuisgebracht hebben | zal thuisgebracht hebben | zullen thuisgebracht hebben | zullen thuisgebracht hebben | zullen thuisgebracht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou thuisgebracht hebben | zou thuisgebracht hebben | zou/zoudt thuisgebracht hebben | zoudt thuisgebracht hebben | zou thuisgebracht hebben | zouden thuisgebracht hebben | zouden thuisgebracht hebben | zouden thuisgebracht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm thuisgebracht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt thuisgebracht | er is thuisgebracht | |||||||||
verleden | er werd thuisgebracht | er was thuisgebracht | |||||||||
toekomend | er zal thuisgebracht worden | er zal thuisgebracht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou thuisgebracht worden | er zou thuisgebracht zijn | |||||||||
lijdende vorm thuisgebracht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | thuisgebracht worden | thuisgebracht te worden | ||||||||
toekomend | thuisgebracht zullen worden | thuisgebracht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | thuisgebracht zijn | thuisgebracht te zijn | ||||||||
toekomend | thuisgebracht zullen zijn | thuisgebracht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word thuisgebracht | wordt thuisgebracht | wordt thuisgebracht | wordt thuisgebracht | wordt thuisgebracht | worden thuisgebracht | worden thuisgebracht | worden thuisgebracht | |||
verleden (o.v.t.) | werd thuisgebracht | werd thuisgebracht | werd thuisgebracht | werdt thuisgebracht | werd thuisgebracht | werden thuisgebracht | werden thuisgebracht | werden thuisgebracht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal thuisgebracht worden | zult thuisgebracht worden | zult thuisgebracht worden | zult thuisgebracht worden | zal thuisgebracht worden | zullen thuisgebracht worden | zullen thuisgebracht worden | zullen thuisgebracht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou thuisgebracht worden | zou thuisgebracht worden | zou/zoudt thuisgebracht worden | zoudt thuisgebracht worden | zou thuisgebracht worden | zouden thuisgebracht worden | zouden thuisgebracht worden | zouden thuisgebracht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben thuisgebracht | bent thuisgebracht | bent/is thuisgebracht | zijt thuisgebracht | is thuisgebracht | zijn thuisgebracht | zijn thuisgebracht | zijn thuisgebracht | |||
verleden (v.v.t.) | was thuisgebracht | was thuisgebracht | was thuisgebracht | waart thuisgebracht | was thuisgebracht | waren thuisgebracht | waren thuisgebracht | waren thuisgebracht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal thuisgebracht zijn | zult thuisgebracht zijn | zult thuisgebracht zijn | zult thuisgebracht zijn | zal thuisgebracht zijn | zullen thuisgebracht zijn | zullen thuisgebracht zijn | zullen thuisgebracht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou thuisgebracht zijn | zou thuisgebracht zijn | zou/zoudt thuisgebracht zijn | zoudt thuisgebracht zijn | zou thuisgebracht zijn | zouden thuisgebracht zijn | zouden thuisgebracht zijn | zouden thuisgebracht zijn |