brengt thuis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brengt thuis
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
thuisbrengen

brengt (…) thuis

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuisbrengen
    • Jij brengt thuis. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van thuisbrengen
    • Hij brengt thuis. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van thuisbrengen
    • Brengt thuis! 

Gangbaarheid