röntgenen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van röntgenen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		röntgenen			te röntgenen
	toekomend		zullen röntgenen			te zullen röntgenen
voltooid	tegenwoordig		hebben geröntgend			te hebben geröntgend
	toekomend		geröntgend zullen hebben			geröntgend te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	röntgenend		geröntgend			ev. röntgen	mv. verouderd röntgent	röntgene
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	röntgen	röntgent	röntgent	röntgent	röntgent	röntgenen	röntgenen	röntgenen
verleden (o.v.t.)	röntgende	röntgende	röntgende	röntgende	röntgende	röntgenden	röntgenden	röntgenden
toekomend (o.t.t.t.)	zal röntgenen	zult/zal röntgenen	zult/zal röntgenen	zult röntgenen	zal röntgenen	zullen röntgenen	zullen röntgenen	zullen röntgenen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou röntgenen	zou röntgenen	zou(dt) röntgenen	zoudt röntgenen	zou röntgenen	zouden röntgenen	zouden röntgenen	zouden röntgenen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geröntgend	hebt geröntgend	hebt/heeft geröntgend	hebt geröntgend	heeft geröntgend	hebben geröntgend	hebben geröntgend	hebben geröntgend
verleden (v.v.t.)	had geröntgend	had geröntgend	had geröntgend	hadt geröntgend	had geröntgend	hadden geröntgend	hadden geröntgend	hadden geröntgend
toekomend (v.t.t.t.)	zal geröntgend hebben	zal/zult geröntgend hebben	zult/zal geröntgend hebben	zult geröntgend hebben	zal geröntgend hebben	zullen geröntgend hebben	zullen geröntgend hebben	zullen geröntgend hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geröntgend hebben	zou geröntgend hebben	zou/zoudt geröntgend hebben	zoudt geröntgend hebben	zou geröntgend hebben	zouden geröntgend hebben	zouden geröntgend hebben	zouden geröntgend hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geröntgend worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geröntgend				er is geröntgend
verleden	er werd geröntgend				er was geröntgend
toekomend	er zal geröntgend worden				er zal geröntgend zijn
voorwaardelijk	er zou geröntgend worden				er zou geröntgend zijn
lijdende vorm geröntgend worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		geröntgend worden			geröntgend te worden
	toekomend		geröntgend zullen worden			geröntgend te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		geröntgend zijn			geröntgend te zijn
	toekomend		geröntgend zullen zijn			geröntgend te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word geröntgend	wordt geröntgend	wordt geröntgend	wordt geröntgend	wordt geröntgend	worden geröntgend	worden geröntgend	worden geröntgend
verleden (o.v.t.)	werd geröntgend	werd geröntgend	werd geröntgend	werdt geröntgend	werd geröntgend	werden geröntgend	werden geröntgend	werden geröntgend
toekomend (o.t.t.t.)	zal geröntgend worden	zult geröntgend worden	zult geröntgend worden	zult geröntgend worden	zal geröntgend worden	zullen geröntgend worden	zullen geröntgend worden	zullen geröntgend worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou geröntgend worden	zou geröntgend worden	zou/zoudt geröntgend worden	zoudt geröntgend worden	zou geröntgend worden	zouden geröntgend worden	zouden geröntgend worden	zouden geröntgend worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben geröntgend	bent geröntgend	bent/is geröntgend	zijt geröntgend	is geröntgend	zijn geröntgend	zijn geröntgend	zijn geröntgend
verleden (v.v.t.)	was geröntgend	was geröntgend	was geröntgend	waart geröntgend	was geröntgend	waren geröntgend	waren geröntgend	waren geröntgend
toekomend (v.t.t.t.)	zal geröntgend zijn	zult geröntgend zijn	zult geröntgend zijn	zult geröntgend zijn	zal geröntgend zijn	zullen geröntgend zijn	zullen geröntgend zijn	zullen geröntgend zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geröntgend zijn	zou geröntgend zijn	zou/zoudt geröntgend zijn	zoudt geröntgend zijn	zou geröntgend zijn	zouden geröntgend zijn	zouden geröntgend zijn	zouden geröntgend zijn