röntgende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rönt·gen·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
röntgenen |
röntgende
- enkelvoud verleden tijd van röntgenen
- Ik röntgende.
- Jij röntgende.
- Hij, zij, het röntgende.
- Ik röntgende.
vervoeging van |
---|
röntgenen |
röntgende