röntgen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rönt·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | röntgen | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (eenheid) eenheid van hoeveelheid röntgenstraling (geen SI-eenheid)
Afgeleide begrippen
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
röntgenen |
röntgen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van röntgenen
- Ik röntgen.
- gebiedende wijs van röntgenen
- Röntgen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van röntgenen
- Röntgen je?
Gangbaarheid
- Het woord röntgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "röntgen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ röntgen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be