röntgent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rönt·gent

Werkwoord

vervoeging van
röntgenen

röntgent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van röntgenen
    • Jij röntgent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van röntgenen
    • Hij röntgent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van röntgenen
    • Röntgent!