protocol
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pro·to·col
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘akte(n)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | protocol | protocollen protocols |
verkleinwoord | protocolletje | protocolletjes |
Zelfstandig naamwoord
protocol o
- geheel van voorschriften en afspraken in de internationale diplomatieke omgang
- (informatica) geheel van regels en afspraken voor het uitwisselen van gegevens tussen verschillende computers in netwerken
- geheel van regels en afspraken voor het uitvoeren van een procedure of meting
- het protocol van de bruiloft was nauwkeuriger dan dat van een nationaal rampenplan
Synoniemen
- [1] ceremonieel, etiquette
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. geheel van voorschriften en afspraken in de internationale diplomatieke omgang
Gangbaarheid
- Het woord protocol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "protocol" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.