protest

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·test
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(uiting van) verzet’ voor het eerst aangetroffen in 1582 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord protest protesten
verkleinwoord protestje protestjes

Zelfstandig naamwoord

protest o

  1. een uiting van ontevredenheid met het gevolgde beleid
    • Er klonk luid protest toen de wetswijziging werd aangekondigd. 
     Er werd opvallend veel geblowd op de PCT. Vooral de Amerikanen waren er gek op, wellicht als protest tegen de strenge war on drugs.[3]
Anagrammen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
protest protests

Zelfstandig naamwoord

protest

  1. protest
vervoeging
onbepaalde wijs to  protest 
he/she/it  protests 
verleden tijd  protested 
voltooid
deelwoord
 protested 
onvoltooid
deelwoord
 protesting 
gebiedende wijs  protest 

Werkwoord

protest

  1. protesteren