opteren/vervoeging
Uiterlijk
een keuze doen, kiezen
vervoeging van de bedrijvende vorm van opteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opteren | te opteren | ||||||||
toekomend | zullen opteren | te zullen opteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geopteerd | te hebben geopteerd | ||||||||
toekomend | geopteerd zullen hebben | geopteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opterend | geopteerd | ev. opteer |
mv. verouderd opteert |
optere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | opteer | opteert | opteert | opteert | opteert | opteren | opteren | opteren | |||
verleden (o.v.t.) | opteerde | opteerde | opteerde | opteerde | opteerde | opteerden | opteerden | opteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opteren | zult/zal opteren | zult/zal opteren | zult opteren | zal opteren | zullen opteren | zullen opteren | zullen opteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opteren | zou opteren | zou(dt) opteren | zoudt opteren | zou opteren | zouden opteren | zouden opteren | zouden opteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geopteerd | hebt geopteerd | hebt/heeft geopteerd | hebt geopteerd | heeft geopteerd | hebben geopteerd | hebben geopteerd | hebben geopteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geopteerd | had geopteerd | had geopteerd | hadt geopteerd | had geopteerd | hadden geopteerd | hadden geopteerd | hadden geopteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geopteerd hebben | zal/zult geopteerd hebben | zult/zal geopteerd hebben | zult geopteerd hebben | zal geopteerd hebben | zullen geopteerd hebben | zullen geopteerd hebben | zullen geopteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geopteerd hebben | zou geopteerd hebben | zou/zoudt geopteerd hebben | zoudt geopteerd hebben | zou geopteerd hebben | zouden geopteerd hebben | zouden geopteerd hebben | zouden geopteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geopteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geopteerd | er is geopteerd | |||||||||
verleden | er werd geopteerd | er was geopteerd | |||||||||
toekomend | er zal geopteerd worden | er zal geopteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geopteerd worden | er zou geopteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geopteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geopteerd worden | geopteerd te worden | ||||||||
toekomend | geopteerd zullen worden | geopteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geopteerd zijn | geopteerd te zijn | ||||||||
toekomend | geopteerd zullen zijn | geopteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geopteerd | wordt geopteerd | wordt geopteerd | wordt geopteerd | wordt geopteerd | worden geopteerd | worden geopteerd | worden geopteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geopteerd | werd geopteerd | werd geopteerd | werdt geopteerd | werd geopteerd | werden geopteerd | werden geopteerd | werden geopteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geopteerd worden | zult geopteerd worden | zult geopteerd worden | zult geopteerd worden | zal geopteerd worden | zullen geopteerd worden | zullen geopteerd worden | zullen geopteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geopteerd worden | zou geopteerd worden | zou/zoudt geopteerd worden | zoudt geopteerd worden | zou geopteerd worden | zouden geopteerd worden | zouden geopteerd worden | zouden geopteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geopteerd | bent geopteerd | bent/is geopteerd | zijt geopteerd | is geopteerd | zijn geopteerd | zijn geopteerd | zijn geopteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geopteerd | was geopteerd | was geopteerd | waart geopteerd | was geopteerd | waren geopteerd | waren geopteerd | waren geopteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geopteerd zijn | zult geopteerd zijn | zult geopteerd zijn | zult geopteerd zijn | zal geopteerd zijn | zullen geopteerd zijn | zullen geopteerd zijn | zullen geopteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geopteerd zijn | zou geopteerd zijn | zou/zoudt geopteerd zijn | zoudt geopteerd zijn | zou geopteerd zijn | zouden geopteerd zijn | zouden geopteerd zijn | zouden geopteerd zijn |
verteren, geheel opmaken, zodat er niets meer overblijft
vervoeging van de bedrijvende vorm van opteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opteren | op te teren | ||||||||
toekomend | zullen opteren op zullen teren |
te zullen opteren op te zullen teren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgeteerd | te hebben opgeteerd | ||||||||
toekomend | opgeteerd zullen hebben | opgeteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opterend | opgeteerd | ev. teer op |
mv. verouderd teert op |
tere op (bijzin) optere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | teer op | teert op | teert op | teert op | teert op | teren op | teren op | teren op | |||
verleden (o.v.t.) | teerde op | teerde op | teerde op | teerde op | teerde op | teerden op | teerden op | teerden op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opteren | zult/zal opteren | zult/zal opteren | zult opteren | zal opteren | zullen opteren | zullen opteren | zullen opteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opteren | zou opteren | zou(dt) opteren | zoudt opteren | zou opteren | zouden opteren | zouden opteren | zouden opteren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | opteer | opteert | opteert | opteert | opteert | opteren | opteren | opteren | |||
verleden (o.v.t.) | opteerde | opteerde | opteerde | opteerde | opteerde | opteerden | opteerden | opteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opteren op zal teren |
zult/zal opteren op zult/zal teren |
zult/zal opteren op zult/zal teren |
zult opteren op zult teren |
zal opteren op zal teren |
zullen opteren op zullen teren |
zullen opteren op zullen teren |
zullen opteren op zullen teren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opteren op zou teren |
zou opteren op zou teren |
zou(dt) opteren op zou(dt) teren |
zoudt opteren op zoudt teren |
zou opteren op zou teren |
zouden opteren op zouden teren |
zouden opteren op zouden teren |
zouden opteren op zouden teren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgeteerd | hebt opgeteerd | hebt/heeft opgeteerd | hebt opgeteerd | heeft opgeteerd | hebben opgeteerd | hebben opgeteerd | hebben opgeteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had opgeteerd | had opgeteerd | had opgeteerd | hadt opgeteerd | had opgeteerd | hadden opgeteerd | hadden opgeteerd | hadden opgeteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgeteerd hebben | zal/zult opgeteerd hebben | zult/zal opgeteerd hebben | zult opgeteerd hebben | zal opgeteerd hebben | zullen opgeteerd hebben | zullen opgeteerd hebben | zullen opgeteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgeteerd hebben | zou opgeteerd hebben | zou/zoudt opgeteerd hebben | zoudt opgeteerd hebben | zou opgeteerd hebben | zouden opgeteerd hebben | zouden opgeteerd hebben | zouden opgeteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opgeteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgeteerd | er is opgeteerd | |||||||||
verleden | er werd opgeteerd | er was opgeteerd | |||||||||
toekomend | er zal opgeteerd worden | er zal opgeteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgeteerd worden | er zou opgeteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm opgeteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgeteerd worden | opgeteerd te worden | ||||||||
toekomend | opgeteerd zullen worden | opgeteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgeteerd zijn | opgeteerd te zijn | ||||||||
toekomend | opgeteerd zullen zijn | opgeteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgeteerd | wordt opgeteerd | wordt opgeteerd | wordt opgeteerd | wordt opgeteerd | worden opgeteerd | worden opgeteerd | worden opgeteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgeteerd | werd opgeteerd | werd opgeteerd | werdt opgeteerd | werd opgeteerd | werden opgeteerd | werden opgeteerd | werden opgeteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgeteerd worden | zult opgeteerd worden | zult opgeteerd worden | zult opgeteerd worden | zal opgeteerd worden | zullen opgeteerd worden | zullen opgeteerd worden | zullen opgeteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgeteerd worden | zou opgeteerd worden | zou/zoudt opgeteerd worden | zoudt opgeteerd worden | zou opgeteerd worden | zouden opgeteerd worden | zouden opgeteerd worden | zouden opgeteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgeteerd | bent opgeteerd | bent/is opgeteerd | zijt opgeteerd | is opgeteerd | zijn opgeteerd | zijn opgeteerd | zijn opgeteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was opgeteerd | was opgeteerd | was opgeteerd | waart opgeteerd | was opgeteerd | waren opgeteerd | waren opgeteerd | waren opgeteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgeteerd zijn | zult opgeteerd zijn | zult opgeteerd zijn | zult opgeteerd zijn | zal opgeteerd zijn | zullen opgeteerd zijn | zullen opgeteerd zijn | zullen opgeteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgeteerd zijn | zou opgeteerd zijn | zou/zoudt opgeteerd zijn | zoudt opgeteerd zijn | zou opgeteerd zijn | zouden opgeteerd zijn | zouden opgeteerd zijn | zouden opgeteerd zijn |