opteerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·teer·den

Werkwoord

vervoeging van
opteren

opteerden

  1. meervoud verleden tijd van opteren
    • Wij opteerden. 
    • Jullie opteerden. 
    • Zij opteerden. 
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
opteren

opteerden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opteren
    • ...dat wij opteerden. 
    • ...dat jullie opteerden. 
    • ...dat zij opteerden.