opteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·teer

Werkwoord

vervoeging van
opteren

opteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opteren
    • Ik opteer. 
  2. gebiedende wijs van opteren
    • Opteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opteren
    • Opteer je? 
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
opteren

opteer

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opteren
    • ... dat ik opteer.