nakomen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van nakomen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nakomen | na te komen | ||||||||
toekomend | zullen nakomen na zullen komen |
te zullen nakomen na te zullen komen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nagekomen | te hebben nagekomen | ||||||||
toekomend | nagekomen zullen hebben | nagekomen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
nakomend | nagekomen | ev. kom na |
mv. verouderd komt na |
kome na (bijzin) nakome | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | kom na | komt na | komt na | komt na | komt na | komen na | komen na | komen na | |||
verleden (o.v.t.) | kwam na | kwam na | kwam na | kwaamt na | kwam na | kwamen na | kwamen na | kwamen na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nakomen | zult/zal nakomen | zult/zal nakomen | zult nakomen | zal nakomen | zullen nakomen | zullen nakomen | zullen nakomen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nakomen | zou nakomen | zou(dt) nakomen | zoudt nakomen | zou nakomen | zouden nakomen | zouden nakomen | zouden nakomen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | nakom | nakomt | nakomt | nakomt | nakomt | nakomen | nakomen | nakomen | |||
verleden (o.v.t.) | nakwam | nakwam | nakwam | nakwaamt | nakwam | nakwamen | nakwamen | nakwamen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nakomen na zal komen |
zult/zal nakomen na zult/zal komen |
zult/zal nakomen na zult/zal komen |
zult nakomen na zult komen |
zal nakomen na zal komen |
zullen nakomen na zullen komen |
zullen nakomen na zullen komen |
zullen nakomen na zullen komen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nakomen na zou komen |
zou nakomen na zou komen |
zou(dt) nakomen na zou(dt) komen |
zoudt nakomen na zoudt komen |
zou nakomen na zou komen |
zouden nakomen na zouden komen |
zouden nakomen na zouden komen |
zouden nakomen na zouden komen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nagekomen | hebt nagekomen | hebt/heeft nagekomen | hebt nagekomen | heeft nagekomen | hebben nagekomen | hebben nagekomen | hebben nagekomen | |||
verleden (v.v.t.) | had nagekomen | had nagekomen | had nagekomen | hadt nagekomen | had nagekomen | hadden nagekomen | hadden nagekomen | hadden nagekomen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagekomen hebben | zal/zult nagekomen hebben | zult/zal nagekomen hebben | zult nagekomen hebben | zal nagekomen hebben | zullen nagekomen hebben | zullen nagekomen hebben | zullen nagekomen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagekomen hebben | zou nagekomen hebben | zou/zoudt nagekomen hebben | zoudt nagekomen hebben | zou nagekomen hebben | zouden nagekomen hebben | zouden nagekomen hebben | zouden nagekomen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nagekomen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagekomen | er is nagekomen | |||||||||
verleden | er werd nagekomen | er was nagekomen | |||||||||
toekomend | er zal nagekomen worden | er zal nagekomen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagekomen worden | er zou nagekomen zijn | |||||||||
lijdende vorm nagekomen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagekomen worden | nagekomen te worden | ||||||||
toekomend | nagekomen zullen worden | nagekomen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagekomen zijn | nagekomen te zijn | ||||||||
toekomend | nagekomen zullen zijn | nagekomen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nagekomen | wordt nagekomen | wordt nagekomen | wordt nagekomen | wordt nagekomen | worden nagekomen | worden nagekomen | worden nagekomen | |||
verleden (o.v.t.) | werd nagekomen | werd nagekomen | werd nagekomen | werdt nagekomen | werd nagekomen | werden nagekomen | werden nagekomen | werden nagekomen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nagekomen worden | zult nagekomen worden | zult nagekomen worden | zult nagekomen worden | zal nagekomen worden | zullen nagekomen worden | zullen nagekomen worden | zullen nagekomen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nagekomen worden | zou nagekomen worden | zou/zoudt nagekomen worden | zoudt nagekomen worden | zou nagekomen worden | zouden nagekomen worden | zouden nagekomen worden | zouden nagekomen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nagekomen | bent nagekomen | bent/is nagekomen | zijt nagekomen | is nagekomen | zijn nagekomen | zijn nagekomen | zijn nagekomen | |||
verleden (v.v.t.) | was nagekomen | was nagekomen | was nagekomen | waart nagekomen | was nagekomen | waren nagekomen | waren nagekomen | waren nagekomen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagekomen zijn | zult nagekomen zijn | zult nagekomen zijn | zult nagekomen zijn | zal nagekomen zijn | zullen nagekomen zijn | zullen nagekomen zijn | zullen nagekomen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagekomen zijn | zou nagekomen zijn | zou/zoudt nagekomen zijn | zoudt nagekomen zijn | zou nagekomen zijn | zouden nagekomen zijn | zouden nagekomen zijn | zouden nagekomen zijn |