Naar inhoud springen

mans

Uit WikiWoordenboek
  • mans
  • Afgeleid van man met het achtervoegsel -s
stellend
onverbogen mans
verbogen (alleen
predicaat)

[A] mans

  1. tot iets in staat
    • Deze mierensoort is heel wat mans. 

mans

  1. genitief mannelijk  van man, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
enkelvoud meervoud
naamwoord mans mansen
verkleinwoord mansje mansjes
  • Van het Franse manger ("eten") of het Italiaanse mancia ("fooi"). [1]. In de betekenis van ‘Bargoens: geldbakje’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [2]

[B] mans m

  1. geldbakje (van een muzikant)
96 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]


1e persoon enkelvoud meervoud
naamval m v m v
nominatief mans mana mani manas
genitief mana manas manu manu
datief manam manai maniem manām
accusatief manu manu manus manas
instrumentalis manu manu maniem manām
locatief manā manā manos manās
vocatief mans mana mani manas

mans

  1. mijn, van mij (bij het enkelvoud van een mannelijk woord in de nominatief of vocatief)


Naar frequentie 2123

mans

  1. genitief mannelijk  van man