Naar inhoud springen

lak

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Lak


  • lak
enkelvoud meervoud
naamwoord lak lakken
verkleinwoord lakje lakjes

lak m (soms o)

  1. stof die een dunne beschermlaag vormt nadat ze opgelost in een vluchtig oplosmiddel op oppervlakken als hout, metaal en verf is aangebracht
  2. (verouderd) iets wat verkeerd of onwaar is
  • [2] ergens lak aan hebben
    zich er niets van aantrekken, schijt hebben aan
• Ik heb lak aan hun kritiek! Het kan me niet schelen wat zij nu weer aan te merken hebben. 
 Hij had duidelijk lak aan conventies en had al jaren geen vaste baan.[5]
vervoeging van
lakken

lak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lakken
    • Ik lak. 
  2. gebiedende wijs van lakken
    • Lak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lakken
    • Lak je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]


  • lak

lak

  1. verleden tijd van leke