jura

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Jura

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ju·ra
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jura -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

jura m/v

  1. (geologie) geologische tijdperk, tweede periode van het era mesozoïcum, waarin veel nieuwe soorten dinosauriërs ontstonden, van 200 tot 145 miljoen jaar geleden
    • In de jura verschenen vogels voor het eerst. 
Schrijfwijzen
  • Vóór 2006 was de spelling Jura. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen

Zelfstandig naamwoord

het jurao

  1. (geologie) gesteenten gevormd tijdens de tweede periode van het era mesozoïcum
    • (…) ontwikkelde zich in koraaleilanden en riffen de kalkrijke jura van het zuiden, (…) [5]
Opmerkingen
  • In het taalgebruik wordt de onzijdige vorm ook wel voor het tijdperk gebruikt, wat begrijpelijk is omdat namen van tijdperken in de regel onzijdig zijn; ook wordt soms voor het gesteente de vorm met de gebruikt.
• De fossielen stammen uit de overgangsperiode tussen het trias, dat 240 miljoen jaar geleden eindigde, en het jura, dat 40 miljoen jaar later begon. [6]
• Zooals reeds boven gezegd is, zijn de belangrijkste ijzergebieden: Cleveland-district (Middlesborough), waar het ijzer voorkomt in de jura, evenals in Lotharingen, het Peak gebergte en de Schotsche Laagvlakte. [7]
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

jura mv (o)

  1. recht als studie en wetenschap
    • Door zijn aanleg bestemd voor de exacte wetenschappen, studeerde hij jura. [8]
  2. (verouderd) publiekrechtelijk verschuldigde vergoedingen voor ambtelijke dienstverlening
    • De Overheid geloofde alleen aanwezig te zijn om de lasten in te vorderen, en van den gemeenen man met executie af te dwingen; de leges en jura in te zakken enz. [9]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Werkwoord

vervoeging van
jurer

jura

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van jurer


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
jurar

jura

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van jurar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van jurar