imponeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van imponeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		imponeren			te imponeren
	toekomend		zullen imponeren			te zullen imponeren
voltooid	tegenwoordig		hebben geïmponeerd			te hebben geïmponeerd
	toekomend		geïmponeerd zullen hebben			geïmponeerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	imponerend		geïmponeerd			ev. imponeer	mv. verouderd imponeert	imponere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	imponeer	imponeert	imponeert	imponeert	imponeert	imponeren	imponeren	imponeren
verleden (o.v.t.)	imponeerde	imponeerde	imponeerde	imponeerde	imponeerde	imponeerden	imponeerden	imponeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal imponeren	zult/zal imponeren	zult/zal imponeren	zult imponeren	zal imponeren	zullen imponeren	zullen imponeren	zullen imponeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou imponeren	zou imponeren	zou(dt) imponeren	zoudt imponeren	zou imponeren	zouden imponeren	zouden imponeren	zouden imponeren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geïmponeerd	hebt geïmponeerd	hebt/heeft geïmponeerd	hebt geïmponeerd	heeft geïmponeerd	hebben geïmponeerd	hebben geïmponeerd	hebben geïmponeerd
verleden (v.v.t.)	had geïmponeerd	had geïmponeerd	had geïmponeerd	hadt geïmponeerd	had geïmponeerd	hadden geïmponeerd	hadden geïmponeerd	hadden geïmponeerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geïmponeerd hebben	zal/zult geïmponeerd hebben	zult/zal geïmponeerd hebben	zult geïmponeerd hebben	zal geïmponeerd hebben	zullen geïmponeerd hebben	zullen geïmponeerd hebben	zullen geïmponeerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geïmponeerd hebben	zou geïmponeerd hebben	zou/zoudt geïmponeerd hebben	zoudt geïmponeerd hebben	zou geïmponeerd hebben	zouden geïmponeerd hebben	zouden geïmponeerd hebben	zouden geïmponeerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geïmponeerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geïmponeerd				er is geïmponeerd
verleden	er werd geïmponeerd				er was geïmponeerd
toekomend	er zal geïmponeerd worden				er zal geïmponeerd zijn
voorwaardelijk	er zou geïmponeerd worden				er zou geïmponeerd zijn