hypotheek
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hy·po·theek
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Griekse 'tithénai' (stellen, leggen)
- met het voorvoegsel hypo- en met het achtervoegsel -theek [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hypotheek | hypotheken |
verkleinwoord | hypotheekje | hypotheekjes |
Zelfstandig naamwoord
- een geldsom met een onroerend goed als pand
- We zijn al jaren bezig met het aflossen van onze hypotheek.
Synoniemen
Hyponiemen
- annuïteitenhypotheek, beleggingshypotheek, groeihypotheek, halalhypotheek, krediethypotheek, levenhypotheek, spaarhypotheek, tophypotheek
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een geldsom met een onroerend goed als pand
Gangbaarheid
- Het woord hypotheek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hypotheek' herkend door
100 % | van de Nederlanders |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.