onroerend goed
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·roe·rend goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onroerend goed | onroerende goederen |
verkleinwoord | onroerend goedje | onroerende goedjes |
Zelfstandig naamwoord
onroerend goed o
- (juridisch) goed dat niet eenvoudig verplaatst kan worden, zoals de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, als mede de opstallen die duurzaam met de grond zijn verenigd
- Het onroerend goed werd tegen te hoge prijzen verkocht.
Synoniemen
- onroerende zaak, immobiliën, vastgoed
- (verouderd) erf, erfgoed
Antoniemen
Vertalingen
1. niet-verplaatsbare zaak, bijv. grond, delfstoffen, beplantingen en opstallen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.