Naar inhoud springen

hoef

Uit WikiWoordenboek
  • hoef
  • In de betekenis van ‘hoornschoen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hoef hoeven
verkleinwoord hoefje hoefjes

dehoefm

  1. (zoötomie) vergrote, voortdurend doorgroeiende teennagel die de derde teenkootje omgeeft en vaak zeer is versterkt om het gewicht van hoefdieren te dragen
    • De afdruk van de hoef van het paard was te zien in het zand. 
vervoeging van
hoeven

hoef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoeven
    • Ik hoef. 
  2. gebiedende wijs van hoeven
    • Hoef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hoeven
    • Hoef je? 
     Ik voel opeens hoe fijn het is dat ik niet meer mijn best hoef te doen om erbij te horen.[2]
     Bij het afscheid kreeg ik van iedereen een warme hug en ook nog twee water-kwasten. Dat zijn met water te vullen penselen waaruit water komt als je erop drukt. ‘Heel handig, zo hoef je geen drinkwater te verspillen als je onderweg schildert.’[3]
     Ik hoef er niet om te liegen.[2]
     ' 'Maar wat als hij dat van jou wel verkoopt? Wat als hij een Isaac Robles verkoopt die niet door Isaac Robles is geschilderd?' 'Als het verkocht wordt. Nou ja, ik hoef het geld niet, en jij kunt het goed gebruiken.[4]
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]
  1. "hoef" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. 1 2
    Ronald Giphart e.a.
    “Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud meervoud
naamwoord hoef hoewe

hoef

  1. (zoötomie) hoef