helen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van helen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | helen | te helen | ||||||
toekomend | zullen helen | te zullen helen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geheeld | te hebben geheeld | ||||||
toekomend | geheeld zullen hebben | geheeld te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
helend | geheeld | ev. heel |
mv. verouderd heelt |
hele | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | heel | heelt | heelt | heelt | heelt | helen | helen | helen | |
verleden (o.v.t.) | heelde | heelde | heelde | heelde | heelde | heelden | heelden | heelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal helen | zult/zal helen | zult/zal helen | zult helen | zal helen | zullen helen | zullen helen | zullen helen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou helen | zou helen | zou(dt) helen | zoudt helen | zou helen | zouden helen | zouden helen | zouden helen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geheeld | hebt geheeld | hebt/heeft geheeld | hebt geheeld | heeft geheeld | hebben geheeld | hebben geheeld | hebben geheeld | |
verleden (v.v.t.) | had geheeld | had geheeld | had geheeld | hadt geheeld | had geheeld | hadden geheeld | hadden geheeld | hadden geheeld | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geheeld hebben | zal/zult geheeld hebben | zult/zal geheeld hebben | zult geheeld hebben | zal geheeld hebben | zullen geheeld hebben | zullen geheeld hebben | zullen geheeld hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geheeld hebben | zou geheeld hebben | zou/zoudt geheeld hebben | zoudt geheeld hebben | zou geheeld hebben | zouden geheeld hebben | zouden geheeld hebben | zouden geheeld hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geheeld worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geheeld | er is geheeld | |||||||
verleden | er werd geheeld | er was geheeld | |||||||
toekomend | er zal geheeld worden | er zal geheeld zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geheeld worden | er zou geheeld zijn |