Naar inhoud springen

gril

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: grillgrille
  • gril
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘inval’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gril grillen
verkleinwoord grilletje grilletjes

gril

  1. m een onwillekeurige rilling, vooral veroorzaakt door afschuw
    • Ze kon bij die aanblik haar grillen nauwelijks de baas blijven. 
  2. v/m onredelijk en willekeurig gedrag
    • Ik heb genoeg van je grillen en kuren. 
vervoeging van
grillen

gril

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grillen
    • Ik gril. 
  2. gebiedende wijs van grillen
    • Gril! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grillen
    • Gril je? 
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]


gril m

  1. grill


  • gril

gril monbezield

  1. grill
    «Máme plynový gril s lávovými kameny.»
    We hebben een gasgrill met lavastenen.
  • elektrický gril monbezield - elektrische grill
  • gril na dřevěné úhlí - een kolen grill
  • kamenný gril monbezield - stenen grill
  • plynový gril monbezield - gasgrill
  • zahradní gril monbezield - tuingrill