bevlieging
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bevlieging (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /bə.ˈvli.χɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈvli.ɣɪŋ/
- (Limburg): /bə.ˈvli.ɣɪŋ/
Woordafbreking
- be·vlie·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bevlieging | bevliegingen |
verkleinwoord | bevlieginkje | bevlieginkjes |
Zelfstandig naamwoord
bevlieging v
- een zomaar opkomende lust, gril, hype
- Hij kreeg plotseling een bevlieging.
- ▸ Ze had het op een bevlieging gehouden.[1]
Vertalingen
1. een zomaar opkomende lust
Gangbaarheid
- Het woord bevlieging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bevlieging" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Suzanne Vermeer
“All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ing in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %