kuur
Uiterlijk
- kuur
- Van Latijn cura, al dan niet via Middelfrans cure hiervan afgeleid. In de betekenis van ‘geneeswijze’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1] [2] [3]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | kuur | kuren |
| verkleinwoord | kuurtje | kuurtjes |
- een behandeling ter genezing van een ziekte of een ongezonde situatie (zoals een verslaving)
- Hij moest een kuur tegen verdere uitzaaiing van de kanker ondergaan.
- plotseling optredend vreemd gedrag
- Wat een kuren heeft dat ding.
- [2] bevlieging, gril
1. een behandeling ter genezing van een ziekte of een ongezonde situatie (zoals een verslaving)
| vervoeging van |
|---|
| kuren |
kuur
- Het woord kuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kuur" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "kuur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kuur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ kuur op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %