gok
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gok (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /χɔk/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣɔk/
Woordafbreking
- gok
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gok | gokken |
verkleinwoord | gokje | gokjes |
Zelfstandig naamwoord
gok m
- een keuze zonder het juiste antwoord te weten
- Het was een gok, maar ik heb toch het juiste antwoord gekozen.
- een buitensporig grote neus
- Je zal toch met zo'n gok gezegend zijn...
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gokken |
gok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gokken
- Ik gok.
- gebiedende wijs van gokken
- Gok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gokken
- Gok je?
Gangbaarheid
- Het woord gok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gok' herkend door
100 % | van de Nederlanders |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.