kokkerd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kok·kerd
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘iets groots, grote neus’ voor het eerst aangetroffen in 1864 [1]
  • afgeleid van kokker met het achtervoegsel -erd [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kokkerd kokkerds
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kokkerdm

  1. (anatomie) een neus van grote omvang
    • In de jaren 1837 tot 1839, toen Oliver Twist eerst als feuilleton en daarna in boekvorm verscheen, keek niemand daar nog van op. Dickens bedreef gewoon het alledaagse antisemitisme van zijn tijd, zoals Shakespeare dat bijna 250 jaar eerder had gedaan in De koopman van Venetië. En het was blijkbaar ook in 1948 nog acceptabel, want toen liet Alec Guinness zich als Fagin een kokkerd van een kromme neus opplakken in de beroemde, veelgeprezen verfilming van David Lean.[3] 
    • 'Handjes gevouwen, en boven de dekens', is de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen trouwens ooit op het internaat ingepeperd, en dat kon net zo'n trauma veroorzaken als wanneer je in het aangezicht van een oude tante nooit iets mocht laten merken van haar extreem mismaakte kokkerd. Onherroepelijk brak dan de dag aan dat je haar tijdens een visite een kopje thee mocht aanbieden, en helemaal te goeder trouw vroeg: 'Gebruikt u suiker en melk in uw neus, tante?'[4]  
  2. iets in het algemeen dat heel groot is
    • Tussen bejaarde bezoekers kijkt een jonge, boomlange kerel vol bewondering naar een gigantische rode tulp. 'Wat een beest', verzucht hij. Zijn collega's knikken. Dit zijn de tulpen van de toekomst. Pas over een jaar of tien, als gebleken is dat ze niet gevoelig zijn voor ziektes en goed groeien in de kas, zijn ze te koop in de bloemenwinkel.Het Holland Flowers Festival is voor kwekers een hoogtepunt. Tulpenkweker Arie Vriend en zijn broer Jack presenteren hier hun nieuwe soorten. Jan Bakker uit Wognum promoot zijn White Heaven. Volgens hem een 'utopie van een tulp met een kokkerd van een bloem'. [5] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
31 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen