gelach

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·lach
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van lachen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord gelach -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

gelach o

  1. het lachen; uiting van een vrolijke stemming
    • Hun gelach was al van ver hoorbaar. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be