documenteren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van documenteren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		documenteren			te documenteren
	toekomend		zullen documenteren			te zullen documenteren
voltooid	tegenwoordig		hebben gedocumenteerd			te hebben gedocumenteerd
	toekomend		gedocumenteerd zullen hebben			gedocumenteerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	documenterend		gedocumenteerd			ev. documenteer	mv. verouderd documenteert	documentere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	documenteer	documenteert	documenteert	documenteert	documenteert	documenteren	documenteren	documenteren
verleden (o.v.t.)	documenteerde	documenteerde	documenteerde	documenteerde	documenteerde	documenteerden	documenteerden	documenteerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal documenteren	zult/zal documenteren	zult/zal documenteren	zult documenteren	zal documenteren	zullen documenteren	zullen documenteren	zullen documenteren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou documenteren	zou documenteren	zou(dt) documenteren	zoudt documenteren	zou documenteren	zouden documenteren	zouden documenteren	zouden documenteren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gedocumenteerd	hebt gedocumenteerd	hebt/heeft gedocumenteerd	hebt gedocumenteerd	heeft gedocumenteerd	hebben gedocumenteerd	hebben gedocumenteerd	hebben gedocumenteerd
verleden (v.v.t.)	had gedocumenteerd	had gedocumenteerd	had gedocumenteerd	hadt gedocumenteerd	had gedocumenteerd	hadden gedocumenteerd	hadden gedocumenteerd	hadden gedocumenteerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gedocumenteerd hebben	zal/zult gedocumenteerd hebben	zult/zal gedocumenteerd hebben	zult gedocumenteerd hebben	zal gedocumenteerd hebben	zullen gedocumenteerd hebben	zullen gedocumenteerd hebben	zullen gedocumenteerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gedocumenteerd hebben	zou gedocumenteerd hebben	zou/zoudt gedocumenteerd hebben	zoudt gedocumenteerd hebben	zou gedocumenteerd hebben	zouden gedocumenteerd hebben	zouden gedocumenteerd hebben	zouden gedocumenteerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gedocumenteerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gedocumenteerd				er is gedocumenteerd
verleden	er werd gedocumenteerd				er was gedocumenteerd
toekomend	er zal gedocumenteerd worden				er zal gedocumenteerd zijn
voorwaardelijk	er zou gedocumenteerd worden				er zou gedocumenteerd zijn
lijdende vorm gedocumenteerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gedocumenteerd worden			gedocumenteerd te worden
	toekomend		gedocumenteerd zullen worden			gedocumenteerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gedocumenteerd zijn			gedocumenteerd te zijn
	toekomend		gedocumenteerd zullen zijn			gedocumenteerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	—	—	—	—	wordt gedocumenteerd	—	—	worden gedocumenteerd
verleden (o.v.t.)	—	—	—	—	werd gedocumenteerd	—	—	werden gedocumenteerd
toekomend (o.t.t.t.)	—	—	—	—	zal gedocumenteerd worden	—	—	zullen gedocumenteerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	—	—	—	—	zou gedocumenteerd worden	—	—	zouden gedocumenteerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	—	—	—	—	is gedocumenteerd	—	—	zijn gedocumenteerd
verleden (v.v.t.)	—	—	—	—	was gedocumenteerd	—	—	waren gedocumenteerd
toekomend (v.t.t.t.)	—	—	—	—	zal gedocumenteerd zijn	—	—	zullen gedocumenteerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	—	—	—	—	zou gedocumenteerd zijn	—	—	zouden gedocumenteerd zijn