documenteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • do·cu·men·teer

Werkwoord

vervoeging van
documenteren

documenteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van documenteren
    • Ik documenteer. 
  2. gebiedende wijs van documenteren
    • Documenteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van documenteren
    • Documenteer je?