decreteren/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van decreteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | decreteren | te decreteren | ||||||||
toekomend | zullen decreteren | te zullen decreteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedecreteerd | te hebben gedecreteerd | ||||||||
toekomend | gedecreteerd zullen hebben | gedecreteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
decreterend | gedecreteerd | ev. decreteer |
mv. verouderd decreteert |
decretere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | decreteer | decreteert | decreteert | decreteert | decreteert | decreteren | decreteren | decreteren | |||
verleden (o.v.t.) | decreteerde | decreteerde | decreteerde | decreteerde | decreteerde | decreteerden | decreteerden | decreteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal decreteren | zult/zal decreteren | zult/zal decreteren | zult decreteren | zal decreteren | zullen decreteren | zullen decreteren | zullen decreteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou decreteren | zou decreteren | zou(dt) decreteren | zoudt decreteren | zou decreteren | zouden decreteren | zouden decreteren | zouden decreteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedecreteerd | hebt gedecreteerd | hebt/heeft gedecreteerd | hebt gedecreteerd | heeft gedecreteerd | hebben gedecreteerd | hebben gedecreteerd | hebben gedecreteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedecreteerd | had gedecreteerd | had gedecreteerd | hadt gedecreteerd | had gedecreteerd | hadden gedecreteerd | hadden gedecreteerd | hadden gedecreteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedecreteerd hebben | zal/zult gedecreteerd hebben | zult/zal gedecreteerd hebben | zult gedecreteerd hebben | zal gedecreteerd hebben | zullen gedecreteerd hebben | zullen gedecreteerd hebben | zullen gedecreteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedecreteerd hebben | zou gedecreteerd hebben | zou/zoudt gedecreteerd hebben | zoudt gedecreteerd hebben | zou gedecreteerd hebben | zouden gedecreteerd hebben | zouden gedecreteerd hebben | zouden gedecreteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedecreteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedecreteerd | er is gedecreteerd | |||||||||
verleden | er werd gedecreteerd | er was gedecreteerd | |||||||||
toekomend | er zal gedecreteerd worden | er zal gedecreteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedecreteerd worden | er zou gedecreteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedecreteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedecreteerd worden | gedecreteerd te worden | ||||||||
toekomend | gedecreteerd zullen worden | gedecreteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedecreteerd zijn | gedecreteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedecreteerd zullen zijn | gedecreteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedecreteerd | wordt gedecreteerd | wordt gedecreteerd | wordt gedecreteerd | wordt gedecreteerd | worden gedecreteerd | worden gedecreteerd | worden gedecreteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedecreteerd | werd gedecreteerd | werd gedecreteerd | werdt gedecreteerd | werd gedecreteerd | werden gedecreteerd | werden gedecreteerd | werden gedecreteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedecreteerd worden | zult gedecreteerd worden | zult gedecreteerd worden | zult gedecreteerd worden | zal gedecreteerd worden | zullen gedecreteerd worden | zullen gedecreteerd worden | zullen gedecreteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedecreteerd worden | zou gedecreteerd worden | zou/zoudt gedecreteerd worden | zoudt gedecreteerd worden | zou gedecreteerd worden | zouden gedecreteerd worden | zouden gedecreteerd worden | zouden gedecreteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedecreteerd | bent gedecreteerd | bent/is gedecreteerd | zijt gedecreteerd | is gedecreteerd | zijn gedecreteerd | zijn gedecreteerd | zijn gedecreteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedecreteerd | was gedecreteerd | was gedecreteerd | waart gedecreteerd | was gedecreteerd | waren gedecreteerd | waren gedecreteerd | waren gedecreteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedecreteerd zijn | zult gedecreteerd zijn | zult gedecreteerd zijn | zult gedecreteerd zijn | zal gedecreteerd zijn | zullen gedecreteerd zijn | zullen gedecreteerd zijn | zullen gedecreteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedecreteerd zijn | zou gedecreteerd zijn | zou/zoudt gedecreteerd zijn | zoudt gedecreteerd zijn | zou gedecreteerd zijn | zouden gedecreteerd zijn | zouden gedecreteerd zijn | zouden gedecreteerd zijn |