decreteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·cre·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
decreteren

decreteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van decreteren
    • Ik decreteerde. 
    • Jij decreteerde. 
    • Hij, zij, het decreteerde.