dammen

Uit WikiWoordenboek
Dammen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dam·men
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘spel’ aangetroffen vanaf 1567 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dammen
damde
gedamd
zwak -d volledig

Werkwoord

dammen

  1. inergatief, (spel), (sport), het damspel spelen
    • Tijdens het tussenuur zitten leerlingen vaak te dammen met elkaar. 
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord dammen -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het dammeno

  1. (spel), (sport), een bordspel
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de dammenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dam
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen