coderen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van coderen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | coderen | te coderen | ||||||
toekomend | zullen coderen | te zullen coderen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecodeerd | te hebben gecodeerd | ||||||
toekomend | gecodeerd zullen hebben | gecodeerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
coderend | gecodeerd | ev. codeer |
mv. verouderd codeert |
codere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | codeer | codeert | codeert | codeert | codeert | coderen | coderen | coderen | |
verleden (o.v.t.) | codeerde | codeerde | codeerde | codeerde | codeerde | codeerden | codeerden | codeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal coderen | zult/zal coderen | zult/zal coderen | zult coderen | zal coderen | zullen coderen | zullen coderen | zullen coderen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou coderen | zou coderen | zou(dt) coderen | zoudt coderen | zou coderen | zouden coderen | zouden coderen | zouden coderen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecodeerd | hebt gecodeerd | hebt/heeft gecodeerd | hebt gecodeerd | heeft gecodeerd | hebben gecodeerd | hebben gecodeerd | hebben gecodeerd | |
verleden (v.v.t.) | had gecodeerd | had gecodeerd | had gecodeerd | hadt gecodeerd | had gecodeerd | hadden gecodeerd | hadden gecodeerd | hadden gecodeerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecodeerd hebben | zal/zult gecodeerd hebben | zult/zal gecodeerd hebben | zult gecodeerd hebben | zal gecodeerd hebben | zullen gecodeerd hebben | zullen gecodeerd hebben | zullen gecodeerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecodeerd hebben | zou gecodeerd hebben | zou/zoudt gecodeerd hebben | zoudt gecodeerd hebben | zou gecodeerd hebben | zouden gecodeerd hebben | zouden gecodeerd hebben | zouden gecodeerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gecodeerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gecodeerd | er is gecodeerd | |||||||
verleden | er werd gecodeerd | er was gecodeerd | |||||||
toekomend | er zal gecodeerd worden | er zal gecodeerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gecodeerd worden | er zou gecodeerd zijn |