Naar inhoud springen

cirkel

Uit WikiWoordenboek
cirkel
  • cir·kel
enkelvoud meervoud
naamwoord cirkel cirkels
verkleinwoord cirkeltje cirkeltjes

decirkelm

  1. (meetkunde) een reeks van punten in een tweedimensionaal vlak die alle even ver van het middelpunt verwijderd zijn
    • Iedereen kent de V-vorm waarin ganzen langs de hemel vliegen. Maar diezelfde vogels kunnen ook vliegen in een volmaakte cirkel, de ‘ganzencirkel’.[4] 
     Ook hier was de vrouw te zien, alleen zat ze nu ineengedoken in een cirkel die boven het graan zweefde.[5]
     Haar geest werd ruw losgekoppeld, hartstocht nam de controle over haar lichaam over. Terwijl zijn vingertoppen op verkenning gingen, draaide zijn tong trage cirkels rond haar tepel.[6]
  2. groep van mensen die bij elkaar horen rond een centraal persoon
    • De verhalen gaan over hoe de cirkel rondom Vladimir Poetin geld weg sluist.[7] 
     Lots woorden in gedachten - dat ik me meer moest openen - zette ik een stap naar voren en ging in de cirkel staan, waarna Lot en Joy aan weerszijden hun armen om mij heen sloegen.[8]
  • vicieuze cirkel
een zichzelf versterkend proces waarbij het gevolg ook weer de oorzaak van een verandering in dezelfde richting is
  • dan is de cirkel weer rond
dan is iets voltooid
  1. «Vanaf deze week is Im Labyrinth des Schweigens in de Nederlandse bioscopen te zien, over het grote Auschwitzproces van 1963. „Een keerpunt in de geschiedenis”, aldus de Duits-Italiaanse acteur Giulio Ricciarelli (1965) die met de film zijn regiedebuut maakt. Aan de telefoon vertelt hij dat voor zijn gevoel de cirkel nu rond is: „Door dit proces werd het grote zwijgen over de Holocaust in Duitsland doorbroken. Een hele generatie was opgegroeid in onwetendheid.”[9]»
 Otto en Toet, de cirkel is rond, de briefjes en het kind dat hij heeft achtergelaten weerspiegelen hem.[10]
vervoeging van
cirkelen

cirkel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cirkelen
    • Ik cirkel. 
  2. gebiedende wijs van cirkelen
    • Cirkel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van cirkelen
    • Cirkel je? 
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[11]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. cirkel op website: Etymologiebank.nl
  3. "cirkel" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Kester Freriks 16 februari 2016 NRC
  5. Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  6. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht op Wikipedia, ISBN 90-229-9182-2
  7. Melle Garschagen 4 april 2016 NRC
  8. Marion Pauw e.a.
    “4 wandelaars en een Siciliaan” (2022), The House of Books, ISBN 9789044363340
  9. Dana Linssen 29 april 2015 NRC
  10. Jessie Burton vert. Mieke Trouw-Luyckx
    “Het huis aan de gouden bocht” (2014), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789021809526
  11. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

cirkel

  1. (wiskunde) cirkel

    cirkel

    1. (wiskunde) cirkel