caer
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Spaans
Uitspraak
Woordafbreking
- ca·er
Werkwoord
caer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
caer |
caía |
caído |
volledig |
- onovergankelijk vallen, neervallen, neerstorten
- omvallen, in elkaar zakken
- afvallen
- hangen
- sneuvelen
- staan (van kleding)
- dalen, verminderen, aftakelen
- verwateren (gewoonte, gesprek)
Verwante begrippen
Synoniemen
- [2] desplomarse
Verwijzingen
- caer in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
Welsh
enkelvoud | meervoud |
---|---|
caer | caerau |
Zelfstandig naamwoord
caer m