sneuvelen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sneu·ve·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘omkomen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1620 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sneuvelen |
sneuvelde |
gesneuveld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
sneuvelen
- ergatief omkomen in de strijd
- Er zijn in de beide Wereldoorlogen miljoenen gesneuveld.
- ergatief kapot gaan door te breken
- Door de ontploffing sneuvelden er veel ruiten.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord sneuvelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "sneuvelen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %