besnaren/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van besnaren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | besnaren | te besnaren | ||||||||
toekomend | zullen besnaren | te zullen besnaren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben besnaard | te hebben besnaard | ||||||||
toekomend | besnaard zullen hebben | besnaard te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
besnarend | besnaard | ev. besnaar |
mv. verouderd besnaart |
besnare | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | besnaar | besnaart | besnaart | besnaart | besnaart | besnaren | besnaren | besnaren | |||
verleden (o.v.t.) | besnaarde | besnaarde | besnaarde | besnaarde | besnaarde | besnaarden | besnaarden | besnaarden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal besnaren | zult/zal besnaren | zult/zal besnaren | zult besnaren | zal besnaren | zullen besnaren | zullen besnaren | zullen besnaren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou besnaren | zou besnaren | zou(dt) besnaren | zoudt besnaren | zou besnaren | zouden besnaren | zouden besnaren | zouden besnaren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb besnaard | hebt besnaard | hebt/heeft besnaard | hebt besnaard | heeft besnaard | hebben besnaard | hebben besnaard | hebben besnaard | |||
verleden (v.v.t.) | had besnaard | had besnaard | had besnaard | hadt besnaard | had besnaard | hadden besnaard | hadden besnaard | hadden besnaard | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal besnaard hebben | zal/zult besnaard hebben | zult/zal besnaard hebben | zult besnaard hebben | zal besnaard hebben | zullen besnaard hebben | zullen besnaard hebben | zullen besnaard hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou besnaard hebben | zou besnaard hebben | zou/zoudt besnaard hebben | zoudt besnaard hebben | zou besnaard hebben | zouden besnaard hebben | zouden besnaard hebben | zouden besnaard hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm besnaard worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt besnaard | er is besnaard | |||||||||
verleden | er werd besnaard | er was besnaard | |||||||||
toekomend | er zal besnaard worden | er zal besnaard zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou besnaard worden | er zou besnaard zijn | |||||||||
lijdende vorm besnaard worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | besnaard worden | besnaard te worden | ||||||||
toekomend | besnaard zullen worden | besnaard te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | besnaard zijn | besnaard te zijn | ||||||||
toekomend | besnaard zullen zijn | besnaard te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word besnaard | wordt besnaard | wordt besnaard | wordt besnaard | wordt besnaard | worden besnaard | worden besnaard | worden besnaard | |||
verleden (o.v.t.) | werd besnaard | werd besnaard | werd besnaard | werdt besnaard | werd besnaard | werden besnaard | werden besnaard | werden besnaard | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal besnaard worden | zult besnaard worden | zult besnaard worden | zult besnaard worden | zal besnaard worden | zullen besnaard worden | zullen besnaard worden | zullen besnaard worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou besnaard worden | zou besnaard worden | zou/zoudt besnaard worden | zoudt besnaard worden | zou besnaard worden | zouden besnaard worden | zouden besnaard worden | zouden besnaard worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben besnaard | bent besnaard | bent/is besnaard | zijt besnaard | is besnaard | zijn besnaard | zijn besnaard | zijn besnaard | |||
verleden (v.v.t.) | was besnaard | was besnaard | was besnaard | waart besnaard | was besnaard | waren besnaard | waren besnaard | waren besnaard | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal besnaard zijn | zult besnaard zijn | zult besnaard zijn | zult besnaard zijn | zal besnaard zijn | zullen besnaard zijn | zullen besnaard zijn | zullen besnaard zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou besnaard zijn | zou besnaard zijn | zou/zoudt besnaard zijn | zoudt besnaard zijn | zou besnaard zijn | zouden besnaard zijn | zouden besnaard zijn | zouden besnaard zijn |