benigní

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /bɛnɪgɲiː/

Woordafbreking

• be·nig·ní

Bijvoeglijk naamwoord

benigní

1. (medisch) benigne, goedaardig

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	benigní				benigní
genitief	benigního		benigní	benigního	benigních
datief	benignímu		benigní	benignímu	benigním
accusatief	benigního	benigní			benigní
vocatief	benigní				benigní
locatief	benigním		benigní	benigním	benigních
instrumentalis	benigním		benigní	benigním	benigními

Synoniemen

• nezhoubný

Antoniemen

• maligní
• zhoubný

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR