bedden/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van bedden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		bedden			te bedden
	toekomend		zullen bedden			te zullen bedden
voltooid	tegenwoordig		hebben gebed			te hebben gebed
	toekomend		gebed zullen hebben			gebed te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	beddend		gebed			ev. bed	mv. verouderd bedt	bedde
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	bed	bedt	bedt	bedt	bedt	bedden	bedden	bedden
verleden (o.v.t.)	bedde	bedde	bedde	bedde	bedde	bedden	bedden	bedden
toekomend (o.t.t.t.)	zal bedden	zult/zal bedden	zult/zal bedden	zult bedden	zal bedden	zullen bedden	zullen bedden	zullen bedden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou bedden	zou bedden	zou(dt) bedden	zoudt bedden	zou bedden	zouden bedden	zouden bedden	zouden bedden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gebed	hebt gebed	hebt/heeft gebed	hebt gebed	heeft gebed	hebben gebed	hebben gebed	hebben gebed
verleden (v.v.t.)	had gebed	had gebed	had gebed	hadt gebed	had gebed	hadden gebed	hadden gebed	hadden gebed
toekomend (v.t.t.t.)	zal gebed hebben	zal/zult gebed hebben	zult/zal gebed hebben	zult gebed hebben	zal gebed hebben	zullen gebed hebben	zullen gebed hebben	zullen gebed hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gebed hebben	zou gebed hebben	zou/zoudt gebed hebben	zoudt gebed hebben	zou gebed hebben	zouden gebed hebben	zouden gebed hebben	zouden gebed hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gebed worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gebed				er is gebed
verleden	er werd gebed				er was gebed
toekomend	er zal gebed worden				er zal gebed zijn
voorwaardelijk	er zou gebed worden				er zou gebed zijn
lijdende vorm gebed worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gebed worden			gebed te worden
	toekomend		gebed zullen worden			gebed te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gebed zijn			gebed te zijn
	toekomend		gebed zullen zijn			gebed te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gebed	wordt gebed	wordt gebed	wordt gebed	wordt gebed	worden gebed	worden gebed	worden gebed
verleden (o.v.t.)	werd gebed	werd gebed	werd gebed	werdt gebed	werd gebed	werden gebed	werden gebed	werden gebed
toekomend (o.t.t.t.)	zal gebed worden	zult gebed worden	zult gebed worden	zult gebed worden	zal gebed worden	zullen gebed worden	zullen gebed worden	zullen gebed worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gebed worden	zou gebed worden	zou/zoudt gebed worden	zoudt gebed worden	zou gebed worden	zouden gebed worden	zouden gebed worden	zouden gebed worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gebed	bent gebed	bent/is gebed	zijt gebed	is gebed	zijn gebed	zijn gebed	zijn gebed
verleden (v.v.t.)	was gebed	was gebed	was gebed	waart gebed	was gebed	waren gebed	waren gebed	waren gebed
toekomend (v.t.t.t.)	zal gebed zijn	zult gebed zijn	zult gebed zijn	zult gebed zijn	zal gebed zijn	zullen gebed zijn	zullen gebed zijn	zullen gebed zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gebed zijn	zou gebed zijn	zou/zoudt gebed zijn	zoudt gebed zijn	zou gebed zijn	zouden gebed zijn	zouden gebed zijn	zouden gebed zijn