magazijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ga·zijn
Woordherkomst en -opbouw
  • van magasin, in de betekenis van ‘bergplaats’ aangetroffen vanaf 1588 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord magazijn magazijnen
verkleinwoord magazijntje magazijntjes

Zelfstandig naamwoord

het magazijno

  1. (handel) opslagplaats voor grote hoeveelheden goederen in winkels, fabrieken e.d
  2. winkel met groot assortiment
  3. (militair) ruimte in een vuurwapen om meerdere patronen tegelijkertijd in op te bergen
     Boven brandde licht achter Haralds raam. Hoe bereidde de jongen zich voor daar in die kamer? Zat hij met zijn Mauser op zijn knie, oliede en droogde hij die, maakte hij elk patroon schoon voordat hij ze in het magazijn drukte? Waarschijnlijk wel.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen