magazijn
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·ga·zijn
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bergplaats’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1588 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | magazijn | magazijnen |
verkleinwoord | magazijntje | magazijntjes |
Zelfstandig naamwoord
- (handel) opslagplaats voor grote hoeveelheden goederen in winkels, fabrieken e.d
- winkel met groot assortiment
- (militair) ruimte in een vuurwapen om meerdere patronen tegelijkertijd in op te bergen
- ▸ Boven brandde licht achter Haralds raam. Hoe bereidde de jongen zich voor daar in die kamer? Zat hij met zijn Mauser op zijn knie, oliede en droogde hij die, maakte hij elk patroon schoon voordat hij ze in het magazijn drukte? Waarschijnlijk wel.[3]
Synoniemen
- [1] depot, opslagplaats, pakhuis
Verwante begrippen
Hyponiemen
- dijkmagazijn, kledingmagazijn, kruitmagazijn, modemagazijn, sigarenmagazijn, stapelmagazijn, trommelmagazijn, wapenmagazijn
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord magazijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "magazijn" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "magazijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be