Naar inhoud springen

-osus

Uit WikiWoordenboek
  • IPA: /-oːsʊs/

-ōsus

  1. vormt bijvoeglijke naamwoorden met de betekenis "vol van, met veel, geneigd tot" van zelfstandige naamwoorden.
    «gloria → gloriōsus»
    roem → roemvol