zonnestelsel

Uit WikiWoordenboek
Het zonnestelsel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·ne·stel·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zonnestelsel zonnestelsels
verkleinwoord zonnestelseltje zonnestelseltjes

Zelfstandig naamwoord

het zonnestelselo

  1. (astronomie) het stelsel dat bestaat uit onze zon en alle planeten die eromheen draaien; bij uitbreiding ook dergelijke stelsels om andere sterren
    • De planeet Jupiter is de grootste planeet van het zonnestelsel. 
Synoniemen
Meroniemen
Verwante begrippen
Het zonnestelsel in het Nederlands

ZonMercuriusVenusAardeMarsJupiterSaturnusUranusNeptunus
PlutoErisMakemakeHaumeaCeres
MaanDeimosPhobosEuropaIoCallistoGanymedesTitanTitaniaOberonTriton

Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be