winteravond

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win·ter·avond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winteravond winteravonden
verkleinwoord winteravondje winteravondjes

Zelfstandig naamwoord

de winteravondm

  1. (tijdrekening) de uren tussen de middag en de nachtelijke uren van een dag in de winter.
    • Tijdens de frisse winteravond maakten we een wandeling over het strand. 
     Daarna sloot hij zich aan bij de Vrije Fransen in Londen, vloog vanuit Bromma op een koude winteravond in een vrachtvliegtuig over de Hardangervidda naar Schotland. Mama was er met mij, dik ingepakt in de kinderwagen, om afscheid te nemen.[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044632767