trommelen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van trommelen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		trommelen			te trommelen
	toekomend		zullen trommelen			te zullen trommelen
voltooid	tegenwoordig		hebben getrommeld			te hebben getrommeld
	toekomend		getrommeld zullen hebben			getrommeld te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	trommelend		getrommeld			ev. trommel	mv. verouderd trommelt	trommele
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	trommel	trommelt	trommelt	trommelt	trommelt	trommelen	trommelen	trommelen
verleden (o.v.t.)	trommelde	trommelde	trommelde	trommelde	trommelde	trommelden	trommelden	trommelden
toekomend (o.t.t.t.)	zal trommelen	zult/zal trommelen	zult/zal trommelen	zult trommelen	zal trommelen	zullen trommelen	zullen trommelen	zullen trommelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou trommelen	zou trommelen	zou(dt) trommelen	zoudt trommelen	zou trommelen	zouden trommelen	zouden trommelen	zouden trommelen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb getrommeld	hebt getrommeld	hebt/heeft getrommeld	hebt getrommeld	heeft getrommeld	hebben getrommeld	hebben getrommeld	hebben getrommeld
verleden (v.v.t.)	had getrommeld	had getrommeld	had getrommeld	hadt getrommeld	had getrommeld	hadden getrommeld	hadden getrommeld	hadden getrommeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal getrommeld hebben	zal/zult getrommeld hebben	zult/zal getrommeld hebben	zult getrommeld hebben	zal getrommeld hebben	zullen getrommeld hebben	zullen getrommeld hebben	zullen getrommeld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou getrommeld hebben	zou getrommeld hebben	zou/zoudt getrommeld hebben	zoudt getrommeld hebben	zou getrommeld hebben	zouden getrommeld hebben	zouden getrommeld hebben	zouden getrommeld hebben
onpersoonlijke lijdende vorm getrommeld worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt getrommeld				er is getrommeld
verleden	er werd getrommeld				er was getrommeld
toekomend	er zal getrommeld worden				er zal getrommeld zijn
voorwaardelijk	er zou getrommeld worden				er zou getrommeld zijn